Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [82][Ik,] de Eerste [zeg] tot Sion: Zie, [83]zie [ze daar]! en tot Jeruzalem; Ik zal een [84]blijden boodschapper [85]geven. 82. Dat is, Ik, die God ben, kan tot Zion zeggen, te weten Ik de Heere, maar de afgoden niet. 83. Te weten die dingen, die Ik tevoren gezegd heb. Anderen aldus: Ik de eerste zal Zion en Jeruzalem een blijde-boodschapper geven, ziet, ziet ze daar. De ware God heeft straks tevoren al de afgoden der heidenen getrotseerd dat zij toekomende dingen zouden voorzeggen, zich verheffende dat niemand van hen allen zulks kon doen; maar Ik, [zegt nu God] Ik zal de eerste zijn, die Zion en Jeruzalem enen geven zal, die, een blijde boodschap brengende, zeggen zal: Ziet, ziet ze daar, die dingen, die God voorzegd heeft, zijn nu tegenwoordig daar en geschieden voor onze ogen. 84. Of, een evangelist, een verkondiger van het heilige Evangelie, sprekende van de genade en barmhartigheid Gods over de boetvaardige zondaars; en versta dit voornamelijk van Christus, en wijders uit het voorgaande, dat deze belofte zo zekerlijk zal voorgesteld en volbracht worden, alsof het alreeds voor ogen ware. Vergelijk onder hfdst.42 vs.9. 85. Versta hierbij, uit het naastvoorgaande lid: En ziet hij is daar.